De rol van de vrouw in de Middeleeuwen
Al in de oudheid wordt de vrouw gezien als degene die kracht en leven schiep en voortbrengt. Vaak wordt er gesproken over 'Moeder Aarde' en over de 'Oermoeder', hetgeen inhoudt, dat de vrouw een hoog geplaatste positie inneemt. Vrouwen hebben echter over een periode van twintigduizend jaar, van de steentijd tot heden, al sinds het begin van wat wij de beschaving noemen, te maken met achterstelling en onderdrukking op alle vlakken. Vrouwen in de Middeleeuwen worden vaak ten opzichte van de mannen benadeeld. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de middeleeuwse opvatting van de rol van de vrouw. Die wordt voornamelijk bepaald door de invloed van de kerk. Met argumenten uit de Bijbel wordt de gehoorzaamheid en ondergeschiktheid van de vrouw aan de man geëist. Met teksten uit de Bijbel wordt verondersteld dat de man boven de vrouw staat.
Het gezin in de Middeleeuwen
Het huwelijk Vrouwen worden grondig op het huwelijk voorbereid, de moeder leert het meisje niet alleen het huishouden te besturen maar ook gehoorzaam te zijn aan hun echtgenote. Meisjes huwen rond de leeftijd van 13-14 jaar (kinderen zijn dan al vanaf hun tiende jaar volwassen). Soms komt het zelfs voor dan een meisje al met 8 jaar trouwt. Het huwelijk is volledig op het verwekken van nakomelingen gericht. De partnerkeuze wordt door de ouders geregeld.
De ongetrouwde vrouw staat, volgens het Germaanse recht, onder voogdij van haar vader. Na het huwelijk, onder die van haar man. De vrouw heeft tot een bepaalde leeftijd toestemming nodig van haar familie om te trouwen. Weduwen hebben het beter dan echtgenotes en ongetrouwde vrouwen omdat ze, volgens de Bijbel onder een speciale bescherming staan en ze staan ook onder bescherming van de koning.
De taken Vrouwen hebben meestal niets te zeggen over hun leven. Ze moeten werken voor hun heer. De rijke jongens leren te paard vechten en zich te gedragen als ridders. De rijke meisjes leren hoe ze goed moeten huishouden en goede banen moet lijden.
Op het platteland zijn de vrouwen van de boeren vooral met het huishouden bezig. Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden.
De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man. Ze zijn er vaak zelfs slechter aan toe omdat ze ook nog de kinderen moeten opvoeden. Dit zijn zo ongeveer de taken van de vrouw. Ze verschillen van stand tot stand, behalve één: de zorg voor familie en het huishouden. Dit is dan ook de belangrijkste taak.
Het gezin Het familiale leven draait vooral rond de vrouw. Zij zorgt voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Moeders uit adellijke gezinnen sturen hun kinderen weg om opgevoed te worden. Niet-adellijke moeders staan zelf in voor de opvoeding van hun kinderen.
Sommige moeders kijken tijdens de Middeleeuwen niet naar hun kinderen om in de eerste drie jaar van het kind zijn leven. Ze doen voor deze lastige schepsels enkel het hoogst noodzakelijke. Dit bestaat uit een soort overlevingspakket van voedsel, drank en kleding etc. Sommigen zijn zelfs kindvijandig geweest. Deze houding komt gedeeltelijk door de hoge kindersterfte, waardoor het voor de ouders moeilijk is om zich aan hun kroost te hechten. Als de kinderen de eerste drie jaar hebben overleefd, hebben zij veel meer kansen om te overleven en wordt er meer aandacht aan hen besteed, toch worden veel kinderen nog ten vondelinge gelegd.
Ontspanning Natuurlijk is er ook ontspanning in de Middeleeuwen. Bij de ridderspelen zijn de edele vrouwen jury. Na de tornooien en feesten vermaken de dames en ridders zich tot laat in de nacht. De adellijke jongedames kennen allerlei balspelen. Samen met de jongens vermaken ze zich met een spel waarin ze moeten proberen met hun tanden een appel te grijpen die op het water drijft. De meisjes mogen meestal alleen maar toekijken terwijl de jongens spelen. De gewone boerenfamilies gaan naar dorpsfeesten, markten en kermissen.
'Soorten' vrouwen
Afb. links: Twee edelvrouwen met een jonge dochter. De rechter vrouw heeft een valk op haar hand (valkenjacht). Bron: Stock. Licentie: aankoop.
De edelvrouwen Voordat edelvrouwen getrouwd zijn, hebben ze dezelfde rechten als mannen. Ze kunnen land bezitten, mensen vervolgen, contracten sluiten en meer. Maar als ze trouwen vervallen alle rechten, en heeft ze eigenlijk alleen nog maar plichten. Als ze land heeft, wordt het van haar man.Dus als een meisje van adel nou veel land heeft, willen alle landheren graag met haar trouwen en dan maakt het echt niet uit of dat meisje nou veertien of twintig jaar is. Kinderen van adel worden vaak al uitgehuwelijkt als ze net geboren zijn en ze trouwen heel jong, soms zelfs als ze nog maar een jaar of acht zijn. In die tijd is dat normaal, want vaak worden mensen niet ouder dan een jaar of dertig, soms veertig. De kinderen die jong getrouwd zijn, hebben vaak best een goed huwelijk. Ze groeien samen op en ze hebben nog niet een bepaalde voor of afkeur.
De vrouwen uit de hogere standen hebben in het dagelijkse leven voldoende te doen. De edelmannen in die tijd hebben vaak meerdere kastelen of landgoederen; ze zijn dus niet altijd thuis. De vrouw moet dan de voorraden aanleggen en de boerenbedrijven bezoeken. En natuurlijk is ze daarnaast ook nog huisvrouw moeder en echtgenote. Maar ook als haar man gewoon thuis is heeft ze taken. Voor de kinderen zorgen is dan niet zo'n grote last, want als die klein zijn, worden ze naar bakers gebracht en als ze iets groter zijn, gaan ze privé in de leer bij een leermeester. Scholen zijn er immers niet.
Het huishouden is meer werk. Er moet bier gebrouwen worden, kaarsen gemaakt en kleren en er moet uitgebreid gekookt worden. Natuurlijk hebben ze personeel om dat te doen, maar de vrouw moet op de bedienden letten. Ondanks dat vrouwen toch best veel werken, worden ze niet serieus genomen.
In de boeken staat de edelvrouw bekend als een romantische vrouw die de hele dag schaakt en borduurt of gaat jagen met haar valk, maar in het echt zijn het vrouwen die best hard moeten werken en hun man moeten kunnen vervangen als hij er niet is.
Afb. liinks: Parijs - Musée de Cluny, Ceinture de Chasteté (XV-siècle). Kuisheidsgordel uit de 15e eeuw in het Cluny museum te Parijs. Licentie: Public Domain.
Kuisheidsgordels In die tijd gaan de mannen, ook wel eens op kruistocht, en om er dan zeker van te zijn dat hun vrouw dan niet met een ander gaat, doen ze bij haar een stevige kuisheidsgordel om. Dat is een soort riem van leer en ijzer met een slotje erop. De man doet deze dan op slot en man neemt de sleutel zelf mee. Dit bewijst dat mannen de baas zijn over hun vrouw. Zo'n kuisheidsgordel betreft, wordt door sommige geleerden echter in twijfel getrokken. Hebben ze ooit wel echt bestaan? Ondanks deze twijfel zijn kuisheidsgordels teruggevonden in oude kastelen.
Tegenwoordig zijn kuisheidsgordels echter nog steeds in trek. Even op internet googelen ontdek je dat er ontzettend veel keusheidsgordels bestaan, niet allen voor vrouwen, maar vooral ook voor mannen. Deze worden niet meer gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn gemaakt, maar zijn bestemd voor 'seksspelletjes'. Zelf op Wikipedia staan er tientallen, compleet met filmpje hoe ze worden gebruikt. Wees gewaarschuwd: voor velen zal dit als aanstootgevend worden beschouwd!
De arbeidersvrouwen Vrouwen van het gewone werkvolk moeten vaak net als hun mannen werken om geld. Dat is nodig, want van het loon van de man alleen kan een heel gezin niet leven. Dus werkt bijna heel de familie mee. Thuis gaan de vrouwen wol kammen en schoonmaken om te spinnen en ook het weven behoord tot aan de vrouw. Ook brouwen de vrouwen vaak bier.
Maar vaak werken ze ook nog met hun dochters bij hun man en dan niet thuis om te helpen. De regels van de gilden staan geen vrouwen toe, maar vrouwen en dochters mogen wel helpen, omdat ze dit niet als echt werk zien. De vrouw telt daardoor eigenlijk helemaal niet mee.
Wat wel kan, is dat vrouwen het werk of het bedrijfje van hun man mogen voortzetten, als hij overleden is. Dat wordt wel door een gilde vaak nog wel toegestaan.
Jongens en meisjes worden vaak wel hetzelfde opgeleid voor het werk. De jongens gaan bij de meester in de leer en de meisjes bij de vrouw van de leermeester.
Vrouwen die in de leer zijn geweest kunnen zichzelf onderhouden en ze kunnen dan eventueel ook zelf hun werk zoeken. Vrouwen mogen bijvoorbeeld winkelierster zijn, of op markten verkopen. Als ze eigen werk heeft, is de vrouw best zelfstandig. Want de mannen zijn doorgaans niet aansprakelijk als hun vrouw schulden heeft of ruzie maakt.
Vrouwen werken dus vaak bij hun mannen, maar niet alle mannelijke werkers zijn het daarmee eens. Vrouwen krijgen minder loon en zijn dus veel goedkoper. En ze zijn bang dat vrouwen hun zullen gaan vervangen. Daarom wordt het in sommige gilden verboden om je vrouw of dochter in dienst te nemen. Sommige beroepen zijn ook echte vrouwenberoepen, zoals spinnen en zijde maken.
De boerenvrouw Op het land zijn de vrouwen van de boeren vooral met het huishouden bezig. Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst vaak in slechte weersomstandigheden. Vrouwen mogen dan wel geen publieke ambten en militaire dienst uitoefenen, maar er zijn wel enkele keizers en koningen die zich hier niet aan storen. Zij betrekken hun vrouw officieel bij de machtsuitoefening.
De heksen Iedereen die dit leest, heeft wel van heksen gehoord. Dit zijn meestal vrouwen die veel van kruiden weten. De zogenaamde heksen zijn op de brandstapel verbrand.
De rol van de Kerk
Vrouw en kerk Iedereen, op enkele uitzonderingen na, behoort in de Middeleeuwen tot de kerk. Tot de Latijns-katholieke kerk weliswaar, maar goed, iedereen heeft dus wel iets met het reilen en zeilen van de kerk te maken. Op enkele 'speciale' bevolkingsgroepen na. De Joden bijvoorbeeld.
Hieruit blijkt –zeer duidelijk- dat zowel man als vrouw in die tijd verbonden zijn met de kerk. Dit lijkt allemaal nogal 'normaal', maar uiteraard blijft het daar niet bij. De rechten en plichten van mannen en vrouwen tegenover de kerk zijn immers verre van gelijk.
Nochtans heeft de kerk in het Oosten, tijdens de eerste eeuwen van zijn bestaan, heel wat vrouwelijke diakens gekend. Zij hebben de taak priesters te vervangen bij de catechese en het dopen van vrouwen, bezoeken van zieken etc. Ze worden zelfs vergeleken met de heilige Geest; in een liturgisch geschrift verwoordt men dat als volgt: 'zoals de priesters Christus verzinnebeelden, geven zij gestalte aan de liefde Gods'. Dit is een tamelijk moeilijke verwoording, maar het komt er op neer dat de vrouw op z'n minst tot de stand van de gewijden zou behoren. Als echter het christendom vaste voet krijgt in het Westen van het Romeinse rijk blijft er van de sympathie voor deze vrouwelijke bedienden niet veel over. Dit is te verklaren door het feit dat de mensen zich beginnen te ergeren aan de herhaalde overtredingen van het priestercelibaat. Het gevolg is dat in 533 in het concilie van Orange het tot diaken benoemen van vrouwen uitdrukkelijk wordt verboden.
De uitleg van de kerk In latere jaren wordt het er niet bepaald beter op. De kerk, wie heeft het er voor het zeggen en wie niet? En hoe komt dat dan? Degenen die het gezag voeren in de kerk zijn in de eerste plaats de paus en de bisschoppen, waarvan hun roeping en leer vanzelfsprekend afkomstig zijn uit de woorden van Christus. Vervolgens ook nog degenen die dat alles verdedigen en 'dichter bij de mensen brengen', nl. theologen, priesters en monniken. Hoewel tot die laatste groep heel wat vrouwen behoren, neemt dat niet weg dat de kerk en het kerkelijke gezag over het algemeen mannelijke aangelegenheden zijn. Kerkelijke leiders gaan er namelijk van uit dat in Gods rijk, de aarde, vrouwen niet gelijkwaardig zijn en dus ook niet gelijk behandeld mogen worden. In de kerk zitten de mannen en vrouwen ook niet bij elkaar. De vrouwen zitten in 'het noorden' van de kerk, de mannen in 'het zuiden'. In het noorden zit 'de donkere zijde' van de kerkgeschiedenis. Hierbij is de oorzaak van het feit dat er tussen vrouw en kerk vaak aanzienlijke spanningen zijn, verklaard.
De over het algemeen mannelijke hiërarchie in de kerk is niet de enige oorzaak. Ook het Bijbelse zondeverhaal, over Maria Magdalena, beter bekend als 'de zondares die ooit een deftig diner kwam binnengestormd, Jezus' voeten kust, met haar haren afdroogt en zalft, speelt parten bij het feit dat vrouwen als minderwaardig worden aanzien. En aangezien de middeleeuwse theologie, of godsleer, voortbouwt op die van oude kerkvaders, (die de vrouw dus als minderwaardig beschouwen) wordt de vrouw in een verkeerd daglicht geplaatst. Ook van hun mannelijke 'collega-kloosterlingen' moeten de vrouwen het niet hebben. Alle ongeluk en verderf komt volgens hen door de schuld van de vrouw. De vrouw is van nature zwak en onbetrouwbaar, dus zij is de oorzaak van al wat negatief is. Is het niet zo dat het Eva is die Adam heeft verleid? De mannelijke hiërarchie, het Bijbelse zondeverhaal, de oude kerkvaders, mannelijke kloosterlingen... Dat zijn ongeveer de belangrijkste facetten in de kerkelijke geschiedenis die énorm in het nadeel van de vrouw spelen. In het menu 'Oude Groninger kerken' vind je meer informatie over oude kerken in de provincie Groningen.
De vrouw en het klooster Omdat veel vrouwen in de Middeleeuwenover het algemeen in kloosters vertoeven, lijkt het interessant om net dàt onderwerp wat meer uit te diepen. In de Middeleeuwenheeft het kloosterleven een enorme vlucht genomen. De wereld is dan letterlijk bezaaid met abdijen, priorijen, kluizen en uithoeven. Hieruit kun je dus nogmaals zeer duidelijk afleiden dat religie en godsdienst de mensen in de Middeleeuwenzeer nauw aan het hart liggen.
Maar, waarom willen er nu net zoveel mensen zich terugtrekken in een klooster? Hoe komt het dat er zodanig veel vrouwenkloosters aanwezig zijn in die tijd? Tegen wil en dank zou men tot een streng leven worden veroordeeld en daarbij voortdurend onder de scherpe sociale controle van de gemeenschap moeten leven. De vrouwen die zich hiervoor kandidaat stellen zullen moeilijk als een voorbeeld voor vrouwenemancipatie kunnen doorgaan.
In de Middeleeuwen kan het kloosterleven vrouwen een ideale ruimte bieden voor zelfstandige ontwikkeling van gaven, geest en hart. Men denkt dat nergens anders de kansen op ontwikkeling groter zijn dan net in de beslotenheid van een kloosterhof. Nergens anders kan een vrouw zelfbewuster worden dan in een klooster. Zo redeneert men in die tijd. Vrijheid, ruimte voor het 'tot zichzelf komen' en ontplooiing. Dit zijn de voornaamste kenmerken van een leven als non. Vaak stellen vrouwen van adel en soms vorstinnen zich kandidaat om toe te treden tot het klooster. Het klooster heeft veel succes, ondanks de totaal andere, vaak tamelijk vreemde leefregels die er worden gehandhaafd.
Veel vrouwen willen maar al te graag toetreden tot het klooster of hun woning afficheren als klooster. Maar als je denkt dat dit enkel om religieuze redenen zal zijn, zit je mis. Ook in de tijd van de Middeleeuwenbesteden de mensen aandacht aan wat hen economisch gezien het beste gaat uitkomen. Als je je woning in die tijd beschikbaar gaat stellen als klooster, hoef je namelijk niet langer bij te dragen tot de kosten van militaire ondernemingen van de koning. Een groot economisch voordeel dus.
De huidige provincie Groningen heeft enkele tientallen kloosters en voorwerken gehad, waaronder zowel vrouwen- als mannenkloosters. Ook zijn er dubbelkloosters geweest voor zowel vrouwen als mannen. De kloosters zijn in Groningerland van groot belang geweest voor de ontwikkeling van het gebied. In het menu 'Kloosters in Groningerland' kun je artikels vinden over de voormalige kloosters in Groningen.
Afb. links: Tekening middeleeuwse woning. Bron: Stock. Licentie: Aankoop.
Economie Ook in het economisch productieproces spelen de vrouwen een erg belangrijke rol. Ze werken in de nijverheid (laken, kleding-, en metaalnijverheid) of in de landbouw, al naargelang ze in de stad of op het platteland wonen.
Van wol tot lakens De lakennijverheid in Vlaanderen is in de Volle Middeleeuwen uitgegroeid tot een ware industrie. Zij is vooral geconcentreerd in de grote steden. De wol is eerst afkomstig van de Vlaamse kust, maar vanaf de 12de eeuw wordt zij aangevoerd vanuit Engeland. Het Vlaamse laken is een luxeproduct, waardoor een doorgedreven arbeidsverdeling nodig is. Het spinnen van de wol geschiedt dikwijls door thuiswerkende vrouwen.
De stad in de late Middeleeuwen De middeleeuwse stad kan zowel sociaaleconomisch als juridisch van het omringende platteland worden onderscheiden. In het begin van de Middeleeuwen kunnen we overigens beter spreken van een dorp dan van een stad. Sociaaleconomisch is een stad een centrum van handel en ambachtelijke nijverheid. Juridisch is een stad een uit het omringende platteland losgemaakte autonome rechts- en bestuurskring. In Groningen ontstaat Appingedam rond 1100 op een van de dijken langs de Delf. Ook Delfzijl heeft zijn naam hieraan te danken en wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 19 juni 1303. De oudste schriftelijke vermelding van de stad Groningen dateert uit 1040 met de schenking door de Duitse keizer van goederen en rechten aan de kerk van Utrecht. Men gaat er vanuit dat de stad al een zekere marktfunctie heeft gekend rond 1040. Vooral tot circa 1400 hebben kloosters en de bisschop veel invloed. Pas aan het eind van de Middeleeuwen komt de stad Groningen pas echt tot bloei. De stad krijgt steeds meer macht over het omliggend gebied, waar de boeren worden gedwongen hun producten in de stad te verkopen.
De vrouw in de steden en beroepen De vrouw in de stad staat vaak samen met haar man aan het hoofd van een onderneming. Als haar man sterft, neemt zij de zaak over. Maar vaak worden de vrouwen ook uitgebuit door hun meesters, en werken ze tegen een schamel loon. Gelukkig hebben ze het er niet allemaal zo slecht, want ze kunnen ook verschillende beroepen uitoefenen. In de late 13de eeuw zijn er vrouwelijke artsen. Als hier later een opleiding voor verwacht wordt, zijn er veel vrouwen die uit het beroep stappen. Vroedvrouw blijft wel een echt vrouwenberoep, maar het wordt later ook gereglementeerd.
Vrouwen mogen dan wel geen publieke ambten en militaire dienst uitoefenen, maar er zijn wel enkele keizers en koningen die zich hier niet aan storen. Zij betrekken hun vrouw officieel bij de machtsuitoefening. De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man. Ze zijn er vaak zelfs slechter aan toe omdat ze ook nog de kinderen moeten opvoeden. In het noorden van ons land werken de meeste vrouwen thuis of op het land. Ook hier kennen we de vroedvrouw, de baker. Een bevalling op het land tijdens het werk komt niet zelden voor.
Afb. liinks: Drie sweelsters op het platteland. Afb. is een uitsnede van het een schilderij van Pieter Brueghel de Oude getiteld 'Hooien in het Paleis Lobkowicz'. Met hun harken gooien ze het hooi ter verdere droging om of halen ze het bij elkaar op hopen die gemakkelijker op de wagen geworpen kunnen worden. Licentie: Public Domain.
Vrouwen op het land Mensen op het platteland zijn autarkisch, dat betekent dat ze alles zelf maken zonder het te verkopen aan andere handelaren. De vrouwen van de boeren zijn vooral met het huishouden bezig. Ze kookt en poetst, ze maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden.
Het landbouwmateriaal was erg eenvoudig en dat bracht mee dat bijna uitsluitend lichtere gronden bewerkt konden worden. De primitieve ploegen konden de zwaardere gronden immers niet aan. Akkers lagen vooral op de hellingen van valleien omdat men daar minder problemen met de afwatering had. Het klimaat speelde een belangrijke rol voor de landbouw. Tussen de 8ste en de 12de eeuw is het iets warmer geworden maar vooral ook veel droger geworden. Die klimaatsverandering blijkt met een lichte economische groei gepaard te zijn gegaan. Door de toenemende bodemdroogte kreeg de erosie evenwel meer vat op de gronden die bewerkt werden. Vooral in de gebieden rond de Middellandse Zee gingen daardoor vele vruchtbare gronden verloren. Ook in het noorden van ons land worstelen de bewoners met het water van de zee en moeten hun toevlucht vaak zoeken op de wierden.
Stad en platteland in de elfde eeuw In de 11de eeuw vinden er een aantal gebeurtenissen plaats die de maatschappij ingrijpend veranderen. Het zuiver landelijke model, waarbinnen het sociaaleconomische leven zich vóór het jaar 1000 afspeelt, maakt geleidelijk plaats voor een meer veelzijdige sociaaleconomische structuur, die meer welstand voor de mensen brengt en ook de kiemen van het kapitalisme in zich draagt. De geleidelijke, maar duidelijke economische groei in de 11de en 12de eeuw leidt tot ingrijpende veranderingen in de arbeidsverhoudingen. Wie niet langer een bestaan vindt in het landelijke kader van horigheid en economische zelfstandigheid, trekt naar de steden. Omdat velen ook daar niet aan hun trekken komen, groeit de groep van straatarme werklozen zonder bestaansmiddelen alsmaar aan. Die situatie moet zich ongetwijfeld al in de vroege Middeleeuwen hebben voorgedaan, maar ze treedt dan veel minder in het licht.
Economische vrijheid In 1302 te Brugge, amper drie weken na de Guldensporenslag op 11 juli 1302, wordt de algehele economische vrijheid afgekondigd. Dat wil zeggen dat iedereen voortaan handelaar kan worden. De meest begunstigden van die evolutie zijn de meester-wevers. Verscheidene weten zich tot drapier of ondernemer op te werken en worden aldus op wat kleinere schaal de aanloop van de kooplui-patriciërs uit de 13de eeuw. De welvaart van de lakennijverheid is voor die groep van middenstanders met meer bescheiden middelen uiteraard veel belangrijker dan voor het echte patriciaat. De aanwezigheid van de middenstand in de stadsbesturen verklaart grotendeels waarom de lakennijverheid in heel wat steden tot een ware instelling is uitgegroeid, waarvan het politieke belang omstreeks 1500 omgekeerd evenredig is aan het economische belang. In het noorden van ons land is de lakenindustrie echter nauwelijks vertegenwoordigd.
Handel en nijverheid In de 14e eeuw werken de mensen in Europa hoofdzakelijk in de landbouw. In het noorden van ons land is dat niet anders. Door verbetering in de techniek van de landbouw heeft een boerengezin steeds meer voedsel dan het zelf nodig heeft. Er is geen schaarste meer, dus de mensen krijgen genoeg te eten, zodat ze gezonder blijven en ouder worden. De bevolking groeit. Naast de landbouw worden andere middelen van bestaan belangrijker. Er komen steeds meer ambachtslieden. Ze gaan bij elkaar wonen omdat ze dan op dezelfde plaats hun producten kunnen verkopen. Vaak is dat langs een rivier, bij een kruispunt van wegen of in de buurt van een kasteel/borg of een klooster, omdat dit veiliger is. De boeren komen hier ook naartoe met hun producten, en zo veranderen de marktplaatsen in steden. De boeren kunnen er hun producten kwijt en de ambachtslieden kunnen er ook werken en wonen. In een stad is bijna de helft van de mannen ambachtslieden. Mensen die hetzelfde werk doen, wonen dan ook vaak dicht bij elkaar.
Lees ook: Kampvolgsters en hoeren in de Middeleeuwen
Bronnen, referenties en literatuur: - marypages.com
|